Het kinderfietsje

0
1511
kinderfiets

Vroeger wilde ik nooit kinderen. Ik zag die snottebellen, de wallen onder de ogen van de ouders en het constante geschreeuw van een baby en dacht: niks voor mij. Een kind huilt als het pijn heeft, honger heeft, boos is, aandacht wil, als hij zichzelf ondergescheten heeft, als het een speciaal soort Cornflakes wil. Wanneer niet eigenlijk. De gedachte aan een kind voor de rest van je leven hebben, verantwoordelijk te zijn voor een klein kindje, die gedachte grijpt me naar de keel.
Tot ik over straat liep, onderweg naar de Albert Heijn, en een kinderfietsje zag staan. Het soort mini fietsje tot je enkels, met een rood frame, geel stuur en blauwe wielen met extra zijwieltjes van plastic ernaast. Dat je denkt; waar heeft die nou zijwieltjes voor nodig want het zadeltje raakt praktisch de grond, maar toch.
Het stond aan een regenpijp vastgemaakt met een dikke verroeste ketting, en het leek er al een tijdje te staan. Door regen en wind was het arme fietsje een beetje verweerd, en het lag half op zijn zij. Er zaten wat gaatjes in de plastic behuizing en een van de zijwieltjes stonden krom.
Het viel me nu pas voor de eerste keer op, ik moet er maanden lang dagelijks langs zijn gelopen, en het gaf een triest gevoel. Een klein kinderfietsje, waarschijnlijk een kindje zijn of haar eerste fietsje, stond hier t vergaan aan de regenpijp.

Waarom? Was de familie verhuisd en waren ze dit vergeten? Had het kindje een groeispurt gehad en was het fietsje nu te klein geworden? Of erger nog, was er iets met het kindje gebeurd? De gedachte aan de fiets liet me niet los, en ik merkte iedere daarop volgende dag dat ik onwillekeurig even opzij keek naar de straat tegenover mij, of het fietsje er nog stond. Dit ging een hele tijd zo door, en hoewel ik niet eens meer stilstond bij de fiets, bleef ik iedere dag kijken.

En toen, op een dag, vele maanden later, was het fietsje weg. In de plaats ervan stond een blinkende mosgroene fiets, met grotere wielen en echte ijzeren zijwieltjes. Hij had een vlaggetje achterop en een mooie grote bel voor op zijn stuur. Hij zag er uit alsof hij net uit de doos kwam, een maatje groter dan de fiets ervoor. Ik bleef even staan kijken en moest onwillekeurig glimlachen. Het kind had een grotere nieuwe fiets gekregen. Het kind was zelf groter geworden. Hij groeide mee, natuurlijk.  Misschien zijn kinderen zo erg nog niet.